De Klare Lijn van Toni Kroos

En begin niet over zijn coupe, grapjas, dit is bittere ernst


Foto. Close-up van Kroos’ onhippe, oude, blauw-witte lederen Adipure voetbalschoenen, aan de lijn, vlak voor een hoekshop.


Dit is bijna waargebeurd.

In een kleine vergaderzaal gaf ik een workshop corporate storytelling aan elf mensen die werkten voor een onderneming die industriële kabels fabriceerde. Een hele halve dag moest ik hen inwijden in de geheimen van Het Zakelijke Verhaal, dat over hun technologie moest gaan, en uitleggen hoe ze dat verhaal telkens weer zo konden brengen dat het hun werkgever zou opbrengen.

Omdat ik hun aandacht bijna vijf uur moest zien vast te houden met weetjes over zoekmachines, metadata, de sales funnel en de manier waarop Google wil dat je online schrijft, vertelde ik op slide twee van mijn presentatie wat over mezelf. Captatio benevolentiae. Persoonlijke details creëren een rapport. Welwillendheid. Foto’s en al erbij. In willekeurige volgorde:

Vader. Van twee voetballende tieners.
Copywriter.
Auteur.
Voetbalfanaat.
U15 Jeugdvoetbalcoach.

‘Excuses alvast voor alle voetbalmetaforen die volgen deze voormiddag, ik ben nogal bezeten,’ waarschuwde ik mijn afwachtende publiek, terwijl ik dacht, ik wil hier ook nog wat aan hebben, maar het werkte: ik zag een glimlach hier en daar.

Aangemoedigd door die eerste tekenen van toenadering kwam ik los van mijn presentatie en bekende: ‘En ik ben de grootste fan van Toni Kroos, de nummer acht van Real Madrid.’ Wat waar is. Die is, claimde ik, nu op mijn élan, de meest onderschatte en ondergewaardeerde middenvelder van zijn tijd. En mogelijk één van de beste voetballers van zijn generatie, zo niet de beste. En zwijgen is toestemmen, dacht ik erbij.

Ergens op slide 45 had ik een animated gif van Toni voorzien die mijn cursisten moest aanmoedigen er stevig in te vliegen bij de oefening die zou volgen, vandaar.

Staat er meteen iemand recht op de achterste rij, één arm in de lucht. Wakker. Zwaaiend. Een voetbalkenner, zo blijkt. Nederlander. ‘Dat is absoluut niet waar,’ klinkt het hoofdschuddend, ‘echt niet. Niet Kroos. No way.

Mijn klasje lachte. Mijn autoriteit, als ik die al had, nog voor het begin van de les ondergraven. En ik dacht, typisch voor iemand die nooit echt op Kroos heeft gelet, wat ik begrijp, hoor, maar daar houdt het op.

Rapport, dus.


Dat mannetje achter in de zaal, laten we eerlijk zijn, dat ben jij en dat blijf je gedurende dit hele stuk. Zeker van. Ik ken je blik bij alle argumenten die ik zal aandragen. O ja. Armen gekruist. Nu al. Hoofdschudden. Doe gewoon, Gerrit. (Gewoon, houd dat woord vast.) En je denkt de hele tijd: Luka.

Kroos, zeggen je ogen, Kroos? Nee, echt, die Kroos? Bij de besten? Verbazing. Wordt snel minachting, wanneer je ziet hoe ik niet wijk van mijn solitaire standpunt. Eerste competitiematch bij Bayern München gespeeld toen hij 17 jaar en 265 dagen jong was. In een kampioenenseizoen daar als net-geen-puber-meer twaalf keer gespeeld met Schweinsteiger, El Bommel en Zé Roberto als concullega’s op het middenveld. Daarna Real Madrid.

Die clubnaam haast uitgespuugd door jou. Maar die zet ken ik. Het is niet cool om bij Real te spelen, zelfs niet voor speelvogel Hazard, bah, dat protserige witte tenue met goud, dat vak fans in wit gekleed achter het doel, al die georkestreerde devotie en onschuld terwijl hun sportief beleid eruit bestaat te betalen voor al wie sterallures heeft, enigszins kan voetballen en zich al elders heeft bewezen – hoewel Zidane daar niet op dezelfde lijn zit als Pérez. En dat is zacht uitgedrukt.

Nou, ze halen alvast niemand als Braithwaite binnen, zeg ik dan. En: Spanje. Beter weer, beter eten.

Jij snel: Maar het team waar Ramos speelt? Gadver.

Grof geschut meteen bovengehaald. Begrijp ik. Maar nee, dus.

Want Toni. Toni pást niet bij Real. En heeft toch zijn plek bij de Madridistas weten te veroveren, zonder compromissen en helemaal als zichzelf. Dat is op zich al intrigerend. Nul sterrengehalte. Niks uitstraling. Geen sappige verhalen, zelfs niet over zijn belastingaangiftes. Niet dat Marcelo van sterrenstof is gemaakt, maar die heeft zijn Braziliaanse flair, zijn koddige smoel en zijn haartooi nog mee. Toni heeft geen interessant leven. Is Duitser. Niks Galactico. Hij wil het liefste bij vrouw en kinderen zijn. Geen gedoe, geen haar op zijn hoofd dat eraan denkt op zijn drieëndertigste naar de VS, Qatar of China te verhuizen.

Dat kan ik weten, ik heb als enige Belg ‘De Documentaire’ gezien. Twee keer. 114 minuten lang. KR8S getiteld. Gekocht op BluRay bij Amazon.de. Duitse ondertitels – zijn mijn studies Germaanse toch nog ergens goed voor. En halverwege de film, aan Toni’s keukentafel, wordt hem gevraagd wat het betekent voor hem, voetbal. Wat Is Het? Onbewaakt moment. De significante stilte hengelt naar een existentieel sluitend antwoord op zijn Warum van the beautiful game, wie weet Het Grote Waarom. Maar hij voelt het gewicht van de vraag niet. Of net wel, maar het doet hem niets.

Hij fronst welwillend: ‘Het is gewoon wat ik doe.’

Zoals een glazenwasser, quoi. Een leerkracht. Een stratenlegger. Een marketeer. Wat jij en ik voor de kost doen. Echt?

Ja, dit is echt.

Het is exact hoe hij speelt. Ten voeten uit. Dat is zijn genie. Überunderstated. Ongemerkt. Gewoon, zo lijkt het. Keer op keer. In Bernabeu. In de Champions League. Jaren aan de top. Matchen onder de hoogste druk. Hij staat er gewoon. Nooit onder druk, dus.

‘Mijn talent,’ zegt hij zelf, ‘is dat ik geen stress ervaar. Ik houd het hoofd koel, onder  welke omstandigheden ook. Ik laat me niet onder druk zetten. Daar ben ik gewoon uitzonderlijk goed in.’

(In mijn hoofd flitst een fragment voorbij uit zijn jonge jaren bij Real waarin hij op één vierkante meter drie man in de wind zet door de bal over twee tackelende benen te wippen, de derde komt te laat. De zoveelste ‘doodgewone’ flits.)

Ja, pfff, heeft De Bruyne ook, die kouwe kikker, zeg je snel. Zijn data hebben ze ook eens gecapteerd voor een topmatch. Geen enkel fysiek teken van stress. Alleen wanneer hij verliest, windt hij zich op, dat zie je aan zijn paars aangelopen hoofd.

En dan sla ik mijn eerste slag: want je hebt mijn Toni vergeleken met mighty Kevin, die, aldus Pep, zich aan een tafeltje mag posteren naast de dis van Messi. Daar wijs ik je fijntjes op. Spelen we toch op het allerhoogste niveau, dan?

Ja, natuurlijk, maar…

Ik duik in de ruimte die je laat. Anekdote om je aandacht vast te houden. Met een tegenvraag als opwarmer: Ook al eens naar zijn passes gekeken? Goed gekeken?

Passing? Als argument? Hoe wanhopig kun je zijn, denk je.

Ze hobbelen nooit. Ze scheren het gras. Altijd. Dat is én opmerkelijk én onopvallend. Je zag het nooit, geef maar toe, maar je vond het vanzelfsprekend. Hij beheerst die passtechniek al van jongs af aan. Zijn jeugdtrainers zeggen dat ze bij tiener Toni nooit anders hebben geweten. Strak, hard, exact. Keer op keer.

En daarvoor: tijdens de turnles moest hij bij het voetbal als enige blootsvoets spelen. Anders was er voor zijn klasgenootjes niks aan. Speelde ze allemaal op een hoop. Nog jonger: in een schokkerig tribunefilmpje zie je hem als dreumes kanonschoten lossen uit wat kinderbeentjes zijn. Uit het niets. Shirt en shorts aandoenlijk oversized. Maar ze passen al bij zijn grootsheid.


Maar ik heb me laten gaan, daar, al mijn verhalend kruit reeds verschoten. Dat zijn ze, mijn anekdotes. Meer is er niet. Meer lost hij niet. Geeft zelden interviews, trockener Toni. Geen interesse in. Af en toe een lijntje in Bild, en Lass mich in Ruhe verder.

En je zwijgt uit respect nu, want aan elke topspeler hangen zulke verhalen vast en nog veel straffere Youtube-minuten. Zoals in de Letteren voor elk bewijs tegenbewijs bestaat. Maar je bent enigszins geschrokken door mijn heftige betoog, dat ook. En plots besef je: dit is bloedernst, hij meent het, Kroos is echt zijn uno… Deze gek heeft vast thuis Kroos-shirts liggen, geeft er training in aan die arme U15 van hem, al die kinderen die denken, wie is dat, die acht op de rug van onze coach, en waarom moeten we nu alwéér oefenen op passes in de voet, en mogen die nooit hobbelen?

Dat heb ik niet door, ik begrijp je zwijgen verkeerd, ik gehe los van passing naar traptechniek. Die ‘olympische’ hoekschop tegen Valencia, daar in het Midden-Oosten. Uit stilstand rechtstreeks de eerste hoek in, gewiekst en perfect uitgevoerd. Die winnende treffer op vrije trap in de 95e minuut tegen Zweden op het WK. Deed zeventienjarige Toni ook al bij Bayern in de UEFA Cup tegen Rode Ster Belgrado. Kwam erop als invaller, maakte met twee vrije trappen het verschil bij een 2-1 achterstand, scoorde de winning goal in blessuretijd. Weten ze na de laatste Champions League in Brugge ook alles van, van die perfecte, zuivere kicks. Deed hij ook al bij Leverkusen, van buiten de zestien.

Zijn positiekeuze. Ook dat valt nauwelijks op, daar staan waar de bal komt. Hij is er gewoon. Wandelt geregeld in regelrechte Messi-stijl naar positie. En verliest nooit de bal. Oké, zelden. Behalve dan in dat schabouwelijk slechte WK, waar we het verder niet over zullen hebben.

Ja, nou ja. Oké, ga je, terwijl je je afvraagt hoe je in dit gesprek verstrikt bent geraakt. Maar snél is hij niet. En bijzonder sterk, fysiek dan, ook niet.

Hij houdt niet zo van duels, vermoed ik. Dat is een hoogst persoonlijke theorette van me – in tegenstelling tot een bewezen theorie, zo bedoel ik dat. Hij speelt uit de confrontatie, uit het contact, en weet dat goed te verbergen. Zou doodgaan in de Premier League. Al dat barbaars geduw en getrek. Speel toch gewoon, zie je hem denken. Wat is daar nu mis mee?

Jij: Özil. De affaire Özil.

Affairetje?

Tackle op de man. Touché. Dat racisme-incident met Özil, dat was raar. Klopt. Je moet voorzichtiger zijn wanneer iemand racisme in een team ervaart. Niet elegant, die reactie. Hoort niet. Ja, fout. Maar ook opgeklopt in de pers, toch? Wacht, toch nog een anekdote.

Ander spoor. Zijn schoenen. Geen fancy kleuren of stofjes aan zijn voeten. Speelt in een paar oude witblauwe Adidassen die voor hem af en toe worden bijgemaakt. Poetst en onderhoudt ze zelf na matchen, na trainingen, niemand mag eraan komen, niemand. Doet het wel zelf.

Maar je haalt je schouders op. Zo’n verhaal werkt alleen maar als je al fan bent. Wat een bezitterige eikel, zou je even goed kunnen denken als je hem niet kunt luchten, dat de materiaalman zijn schoenen niet mag aanraken.

Ik marchandeer alsnog, met humor, even, voor mijn finale. Luchtig lijken. Het voordeel is, zeg ik, dat de memorabilia niets kosten. De gesigneerde foto uit de Bayern München-periode die in mijn schrijfkamer hangt kostte me 30 euro, en nog minder dankzij de Kerst-korting bij check-out. Ze raakten er niet vanaf. De omlijsting was een pak duurder. Al eens gezien wat een gesigneerd shirt van De Bruyne schuift tegenwoordig? Shoes met de kribbel van Lewandowski?

Je lacht, ja, dat zegt alles over zijn marktwaarde. Iedereen vindt hem te gewoon. Grijze muis. En denkt beangstigd, een foto aan de muur? Nu heeft hij zéker Kroos-shirts thuis, die ratelende gek voor me, je gokt, twee, drie stuks. Hij is de reden waarom ze in de Real shop überhaupt een k op voorraad hebben. (Het zijn er drie. Tot nog toe. Veel te weinig, vind ik, maar ik werk eraan.)

Marktwaarde, antwoord ik meewarig. Mag het wat meer zijn dan neoliberaal gesjacher, ons voetbal? Zei je nu echt gewoon, te gewoon? Ik maak me wat kwaad. Wat is voetbal méér dan met duizenden kijken naar een bal die gewoon rondgaat en wachten, hopen op een moment dat ons allemaal laat dromen? Je kunt hem toch niet overladen met de zonden van de efficiëntie-oefeningen die voor hedendaags voetbal moeten doorgaan, op RB Leipzig en Liverpool FC na. Oké, en Ajax (handig van me). En in al dat veilig over-en-weer is het Kroos die vanop het middenveld de bal plots over dertig meter feilloos naar de voeten van de flankspeler zendt. Ik word daar zielsgelukkig van. Tranen in de ogen.


Tijd voor mijn ultieme zet: maar je bent toch Nederlander, verdorie. Houd je niet van de essentie dan, de noodzakelijke lijnen die overblijven? Design. Duits design in dit geval. Denk Bauhaus. Rolf Benz. Een monochrome Mondriaan, een Rietveld zonder die vrolijke kleurvlakjes, maar met de hoogglans. Dat is zijn spel. Voetbal gestript. Met als hoogtepunt het WK, tegen Brazilië. Mijn pièce de résistance.

Was onder Guardiola bij Bayern een volwaardige acht geworden, een meer totale middenvelder. En was de crux waarop Duitsland de sambanatie negentig minuten voetballes gaf. Zo sterk dat zelfs de Brazilianen hem eervol ‘de ober’ noemden, en Cruijff hem als ‘bijna perfect’ omschreef.

Ja, allemaal waar, maar je denkt: context. Context, man. Als je een hele ploeg Kroosjes opstelt, verveel je je te pletter. Nog erger dan de Mannschaft. Dus als je fan kan zijn van Kroos, is dat dankzij de anderen. Hij schitterde het meeste met Ronaldo in de rangen. Bij zo veel ego bloei je op in de schaduw, ver weg van de aandacht. Dat is enigszins het lot van de middenvelder. En Modrić is gracieuzer, meer magiër, en dat is nog eens een understatement.

(Dus het is een keuze. Je ziet het of niet, wilt het of niet. Hangt af van het voetbal waarvan je houdt. Kijk je met mij naar een Kroos best of op Youtube zit ik tranen weg te pinken en haal jij je schouders op.)

Ik snap dat je als Belg op zoek bent naar een soort gratie, wil je zeggen, als verlossing, iemand die eenvoud ziet en eenvoud toepast, zonder schijnbare moeite dat gesjoemel en geploeter overstijgt. Een heldere blik. Geen vechtersbaas.

Maar dat zou onder de gordel zijn, dat zeggen, kan ik eraan doen dat ik in de Scheldestad ben geboren.

Zo kunnen we uren doorgaan, elk met onze eigen visie, onze plek in de tribune, en bereiken we elkaar nooit. Wat ook weer typisch voetbal is, natuurlijk. Heerlijke oorlog.

Maar ik rond af, beken: chic van je, dat je niet over die Champions League match tegen Ajax begon, die onmacht versus genie. Gênant. Ontluisterend. Dat moet ik nog even kwijt. We hebben er beiden de hele tijd aan gedacht, Ziyech incluis, en je liet het erbij. Tegen een middenveld met pakweg Iniesta, Xavi en Xabi Alonso had hij ook nooit verhaal. Overklast. Je kunt fans altijd met de grond gelijk maken. Altijd. Dat weet ik. Dank je wel.

Het is zoals copywriting, zucht ik, plots doodmoe. Niemand merkt dat je teksten redelijk subliem in elkaar steken. Ze maken zichzelf onzichtbaar. Dan pas zijn ze top. Wanneer zou de wereld dat eindelijk ook inzien? Die ene man. Nummer acht. Die oase van rust en gezond verstand op het middenveld. Intouchable.

Hoe kan het zo eenvoudig zijn? Zo eenvoudig dat je je zelfs niet meer afvraagt waarom dat je zelf niet lukt, maar je eerder denkt, tja, kan ik ook. Hoe zuivere essentie in schoonheid verandert – en weer terug. Dat is het scherp van de Schnee waarop hij balanceert. Weg alle ballast.

Modern voetbal is veilig, voorspelbaar. Maar eenvoud is dat zelden. Toni Kroos is de Meester van de Klare Lijn van het voetbal, zoals Hergé zich met Kuifje in dezelfde stijl heeft vereeuwigd.

Stilte.

Gerrit, zeg je, die klare lijn bestaat niet. Niet echt. Nooit gedefinieerd. Ze is zo vaag dat je niet kunt zeggen of een tekenaar haar hanteert of niet. Hergé zelf lag er niet wakker van, zag zijn stijl helemaal in functie van het verhaal. Zuiver middel.

Dat is het, zeg ik. Exact dat. Kroos cijfert zichzelf weg voor het spel, voor het team, voor de fase. Als geen ander beheerst hij de kunst van het weglaten, zet alleen de essentiële lijnen neer, laat alle overbodige details achterwege. Je weet wat het is als je het ziet. Ronaldo ziet scoren als een manier om zichzelf te vereeuwigen, Kroos ziet passen als een manier om het spel te eren. Houdt alleen over wat nodig is. De Bauhaus van The Beautiful Game.

Hierover raken we het eens: nooit zal hij met zijn lijnvoering een Gouden Bal pakken. Nooit méér erkenning krijgen dan een hol interview op The Athletic en een stuk op de site van These Football Times dat ‘We moeten het maar eens over Kroos hebben’ heet. Geen foto van hem in de Madrid-special die daarop volgt, helemaal in Pérez-visie opgebouwd rond de eeuwige sterren, ik al geen zin meer om te beginnen met lezen.

Maar ik vermoed dat hij ook daar niet wakker van ligt, komt liever thuis bij vrouw en kinderen na een twee-nul tegen een mak Barça en een nog makkere Messi waarin hij Jonge Vinicius met zijn linkerhand doodleuk aangaf waar die in de ruimte moest lopen om hem zo de perfecte assist richting openingstreffer te geven – en dat is dat.

‘Hoe was de match, schat? Was het geen Classico vandaag?’

Netflix, Liebling?

Wat hem nog bijzonderder maakt, die onverstoorbaarheid. Bijna het je m’en fous van een eenzame overlever in een ziekelijke wereld. Een soort stijlheremiet – zijn miljoenen en villa even niet meegerekend. Maar ik overdrijf.

Of niet.


Nee? Echt niet mee? Je kijkt weg. Ik verveel je. Dit duurde te lang. Weet ik. Maar kijk nog eens goed naar die acht voor hij op zijn drieëndertigste zijn contract niet meer verlengt, hij is al op zijn retour. Ik bevind me nog in de ontkenningsfase, ben nog niet zo ver als Zidane die nu al nachten wakker ligt over de vervanger van Kroos, die onvindbaar zal blijken. Brandt? Wil te graag, te veel werkpaard. Ziyech? Te zwierig, te onvoorspelbaar, en naar Chelsea. Van de Beek? Heiligschennis?

Noem me gerust ouderwets. Doe maar. Maar kijk.

Beloofd?

Ik knikte naar de voetbalkenner op de achterste rij in de vergaderzaal, die zich weer had neergezet, dat was al. Geen seconde viel ik uit mijn rol, was dat nooit van plan geweest, toonde professioneel respect voor de onjuiste mening van deze onwetende, klikte naar mijn volgende slide, en zei: ‘Misschien kunnen we het er straks over hebben, tijdens de pauze. Tijd voor ons zakelijke verhaal, nu.’